Vandaag herinnerde de zon zich eindelijk ons en schonk ons een dag waarop je je hoofd uit het raam wilt steken om de lucht te ruiken. Na zoveel regen leek papa Edu veranderd: lichter, meer lachend, bijna menselijk. We ontbeten rustig, ruimden rustig op en rond de middag brulde de camper richting Toulouse.
Parkeren in een grote stad is altijd een avontuur, maar deze keer vonden we een fatsoenlijke plek, betaald, ja, maar niet bloedig. En natuurlijk, voordat hij op pad ging, had papa menselijke energie nodig: Subway. Ik, een luxe hondse toeschouwer, observeerde hoe die happen tussen brood en saus verdwenen. De serveerster, medelijden hebbend met mijn diepe blik en mijn houding van hongerige kunstenaar, bracht me een bak water. Beter dan niets, denk ik.
Daarna begon de verkenning. Toulouse, de *ville rose*, is als een doolhof van zalmkleurige bakstenen en daken die alleen al lijken op te warmen in de zon. We liepen door de rue du Taur, die kronkelt naar de Basiliek van Saint-Sernin. Papa ging naar binnen om het romaanse interieur te bewonderen, ik bleef buiten staan, om ervoor te zorgen dat niemand mijn riem stal. Daarna gingen we verder naar de Place du Capitole: een plein dat op alle ansichtkaarten lijkt te willen staan. Het Capitole-gebouw schittert met zijn zuilen en zijn grandioze gevel; papa maakte zoveel foto's dat ik even dacht dat hij zich daar zou inschrijven.
We gingen verder naar de Pont Neuf, die "nieuw" alleen in naam is, en staken deze over om te wandelen door het park Prairie des Filtres, een groen stukje naast de Garonne waar het ruikt naar vochtige aarde en vers gebakken brood. Via de Pont Saint-Michel staken we de rivier weer over en wandelden we over de promenade die erlangs loopt. Daar, terwijl papa iets in de lucht aanwees, verscheen een enorm vliegend beest: een Airbus Beluga XL, het meest bijzondere vliegtuig ter wereld. Het lijkt op een walvis met vleugels en een gezicht dat altijd op het punt staat te glimlachen. Toulouse is natuurlijk zijn thuis: hier staat de Airbus-fabriek, waar ze gigantische vliegtuigen monteren met Zwitserse precisie en de grootte van een gebouw.
We gingen verder naar de Écluse de Saint-Pierre, een van die sluizen die de passage tussen de rivier en het kanaal van Brienne regelen. Papa keek gefascineerd naar de sluizen, ik vroeg me af of je daar zou kunnen zwemmen (antwoord: nee).
Al met vermoeide poten en benen, keerden we terug naar de auto. Maar vertrekken uit Toulouse was een odyssee: verkeer, rotondes, stoplichten, meer verkeer... het duurde bijna een uur om de stad achter ons te laten. Toen we eindelijk een rustige plek vonden in de natuur, in Le Gaude, aan de oevers van de Garonne, klonk de stilte als glorie. Alleen het geruis van de rivier en het gezang van een verdwaalde vogel.
Daar parkeerden we, haalden diep adem en besloten te blijven. Zonder lawaai, zonder licht, zonder haast. Alleen wij twee en het geruis van het water. En ja, die nacht sliepen we als echte asfaltkoningen.
Reactie toevoegen