Vandaag stonden we vroeg op. Zo vroeg dat de zon haar koffie nog niet eens op had. Om half tien waren we al onderweg, hoewel het maar tien minuutjes rijden was, naar het plaatsje Maybole zelf. Het plan: langs de dierenarts om te voldoen aan een van die post-Brexit menselijke regels die ze zelf niet helemaal begrijpen.
Het blijkt dat Britse honden, sinds hun mensen de Europese club hebben verlaten, een digitaal "Pet Travel Document" nodig hebben om naar Noord-Ierland te reizen. Maar dat geldt niet voor mij. Ik heb een cool, buitenlands paspoort. Het probleem is dat, met of zonder paspoort, alle honden een pil nodig hebben tegen de gevreesde lintworm. In het Spaans heet dat "tenia". Een woordje dat klinkt als een hagedis, maar het is een nog vervelender beestje.
De dierenarts pakte de pil met een gezicht van "dit gaat wat kosten", maar ik, professioneel als ik ben, slikte hem in één keer door, zonder te protesteren. Geen spuit met water, geen worsteling, geen drama. Ze was zo verrast dat ze me bijna applaudisseerde. "Wat is het makkelijk met dit hondje," zei ze. Natuurlijk, mevrouw, ik ben een internationale expert in grensprocedures.
Nou ja, de procedure kostte bijna 40 pond. Papa Edu maakte het universele gebaar van de mens die met berusting afscheid neemt van geld: een zucht, een opgetrokken wenkbrauw en "ach, wat moet je eraan doen." Na deze legale roofoverval zetten we koers naar het zuiden.
Toen we langs Turnberry kwamen, stond alles op zijn kop. Politieauto's, afgezette straten, camera's, journalisten en veel vertoon. Het bleek dat Donald Trump hoogstpersoonlijk op zijn golfbaan was – die naar hem vernoemd is, voor het geval hij het vergeet – voor een ontmoeting met Ursula von der Leyen, de voorzitter van de Europese Commissie. Hoewel de "vergadering" volgens papa snel voorbij was, en hij de rest van de dag golf speelde zoals hij dat kan: valsspelen en zijn eigen denkbeeldige holes vieren. Een klassieker.
Na de presidentiële show kwamen we aan op een plek die we al weken op het oog hadden. Toen was er geen plek om te parkeren, maar vandaag wel. Het is een ruime plek langs de weg, bijna als een park, met bankjes, gras en het heeft de uitstraling van een plek waar vrachtwagenchauffeurs stoppen om broodjes bacon te eten. Maar het meest bijzondere is het monument voor de Russische onderzeeër Varyag, die in 1920 voor deze kust zonk, op slechts 500 meter hiervandaan. De arme Varyag had meer levens dan een kat: eerst vocht hij tegen de Japanners in 1904, daarna werd hij gered, weer gezonken, verkocht, gelicht, gebruikt door de Britten... en uiteindelijk belandde hij hier, roestend in de koude wateren van de Ierse Zee. Een scheepswrak met een diplomatiek paspoort.
Omdat we vroeg aankwamen, vonden we een goede plek. Er kwamen nog een paar vrachtwagens en een paar campers bij, maar er is ruimte genoeg. Wel, om te wandelen zijn we wat beperkt: tussen de weg met constant verkeer en de zee is er niet veel speelruimte. Maar het uitzicht maakt veel goed. Een blauwe, rustige zee, en zelfs wat zonnestralen.
Papa Edu ging aan de slag met de blog, en ik... nou, ik deed waar ik goed in ben: rusten alsof ik per uur betaald kreeg. Mijn poten klagen nog steeds van de Ben Nevis. Het lichaam vraagt om een bank, en de ziel om een dekentje.
En hier zullen we de nacht doorbrengen, tussen golven, vrachtwagens en Russische herinneringen. Morgen wacht Noord-Ierland op ons.
Reactie toevoegen